Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En David riep [19]tot het volk, en tot Abner, den zoon van Ner, zeggende: Zult gij niet antwoorden, Abner? Toen antwoordde Abner en zeide: Wie zijt gij, [20]die tot den koning roept? 19. Te weten, tot Sauls krijgsvolk. 20. Abner wil zeggen: Die dus roept en tiert, dat gij zelfs den koning niet verschoont, maar hem mede uit zijn slaap opwekt.